okt
20
2007
1

Zwanezang Raf, Dood in Stammheim, zelfmoord of buitengerechtelijke executies

Naar aanleiding van de 30 jarige herdenking van de dood, in de gevangenis, van twee RAF kopstukken en de dood, op weg naar het ziekenhuis van een derde, is het van belang, stil te staan bij de vraag, of er sprake is van zelfmoord of buitengerechtelijke executies. Bovendien zijn de destijds door de Duitse Overheid genomen ”anti-terreur en detentiemaatregelen” in strijd met de mensenrechtenregels

Beste lezers,

Op 18-10 van dit jaar (2007) was het precies dertig jaar geleden, dat na een periode van, ontvoering, gijzeling, vliegtuigkaping en het opleggen van de meest ingrijpende isolatiemaatregelen, in de vroege ochtend twee kopstukken van de Rote Armee Fraktion [RAF], Andreas Baader en Gudrun Ennslin, dood in hun cel in de zwaarbeveligde Stammheimgevangenis werden aangetroffen, de eerste door een nekschot en de tweede opgehangen in haar cel
Een derde kopstuk, Carl Raspe, werd bloedend in zijn cel aangetroffen en overleed op weg naar het ziekenhuis
De enige overlevende, Irmgard Moller, werd met messteken in haar borst aangetroffen

Volgens de officiele lezing zou hier sprake zijn van een ”collectieve zelfmoord”
Hierbij zet ik vraagtekens, o.a. ondersteund door zowel de lezing van de kort geleden overleden Nederlandse RAF advocaat, Bakker Schut, alsmede het getuigenis van Irmgard Moller, die de collectieve zelfmoordlezing altijd heeft bestreden (lees verder…)

okt
13
2007
2

Pieter Herman Bakker Schut

bakker-schut-in-1977-bij-gerechtsgebouw-utrecht

bakker-schut-in-1977-bij-gerechtsgebouw-utrecht

Pieter Herman Bakker Schut (Haarlem, 31 maart 1941 – Amsterdam, 13 oktober 2007) was een Nederlandse advocaat.

Na het behalen van zijn gymnasium-diploma, in 1959 aan het Eerste Vrijzinnig-Christelijke Lyceum in Den Haag, studeerde Bakker Schut een jaar aan de Wesleyan University in Middletown, Connecticut VS. Van 1960 tot 1965 studeerde hij Rechten aan de universiteit van Leiden. Tijdens zijn militaire dienst werd hij opgeleid tot ‘verhoorspecialist’ bij de Militaire Inlichtingendienst in Harderwijk. Van 1967 tot 1971 was hij advocaat in Amsterdam, daarna was hij docent Strafrecht aan de universiteit van Utrecht. Van 1971 tot 1984 werkte hij bovendien in de sociale advocatuur in Utrecht. In het midden van dat decennium kreeg hij bekendheid door het verdedigen van verdachten van de Rote Armee Fraktion, zoals Ronald Augustin. Hij schreef een uitgebreide studie over de processen tegen de leden van de RAF: Stammheim, die notwendige Korrektur der herrschenden Meinung, 1986 Neuer Malik Verlag, Kiel, ISBN3-89029-010-8. Vanaf 1984 werkte hij weer als advocaat in Amsterdam. (lees verder…)

okt
29
2002
0

25 jaar na de Duitse herfst

‘Het moest er uitzien alsof de RAF-gevangenen door de staat waren vermoord’


Begin september 1977 ontvoerden terroristen van de Rote Armee Fraktion (RAF) de voorzitter van de Duitse werkgevers, Hanns-Martin Schleyer. Daarmee wilden zij de bondsregering dwingen elf andere RAF-leden uit gevangenschap vrij te laten. Onder hen bevonden zich vier RAF-terroristen van het eerste uur die al sinds 1972 gevangen werden gehouden en kort tevoren waren veroordeeld: Andreas Baader, Gudrun Ensslin, Jan-Carl Raspe en Irmgard Möller.

Omdat bondskanselier Helmut Schmidt na vijf weken nog niet toegaf, kaapten met de RAF bevriende Palestijnse terroristen een Lufthansa-vliegtuig vol toeristen. Een speciale West-Duitse militaire eenheid slaagde er na enkele dagen in de reizigers te bevrijden. In de nacht na die bevrijding kwamen Baader, Ennslin en Raspe in hun cellen in de Stammheim-gevangenis om het leven, hoogstwaarschijnlijk door zelfmoord. Möller werd zwaargewond in haar cel gevonden, maar zij overleefde de zelfmoordpoging. Weer enkele dagen later werd het stoffelijk overschot van Schleyer gevonden in de kofferbak van een auto. Daarmee was de hete ‘Duitse herfst’ ten einde.

Confrontatie

spiegelrafZo komt een spannende confrontatie tot stand tussen de terroristen van weleer en diegenen die hen in opdracht van de staat bestreden. Bovendien blijkt dat er een Nederlandse link met het West-Duitse terrorisme was – een link die veel kijkers zal verbazen. Enerzijds komt Ronald Augustin aan het woord, een RAF-terrorist afkomstig uit Nederland. Uit idealisme sloot Augustin zich al vroeg aan bij de groep van Baader en Ennslin. Na zijn arrestatie in 1973 verdween hij voor zeven jaar in West-Duitse gevangenissen. Tegenover Augustin staat Alfred Klaus, destijds hoofd van de afdeling terrorismebestrijding van de West-Duitse centrale recherche, het Bundeskriminalamt (BKA).

Het is verbijsterend Augustin in terugblik over de RAF te horen spreken. Spijt lijkt hij niet te hebben. Gevraagd naar de doden en gewonden bij de bommencampagne in mei 1972 constateert hij nuchter dat de slachtoffers ‘US-militairen’ waren. Het overduidelijke verdriet over de in gevangenschap gestorven RAF-vrienden steekt daartegen schril af. Met gevoel voor effect spreekt hij ook over de keer dat hem tijdens een hongerstaking met geweld dwangvoeding werd toegediend, waarbij het er inderdaad te ruig aan toe ging. BKA-man Klaus is daar duidelijk nog steeds niet gelukkig mee. Hij wijst echter op het immense dilemma waar de autoriteiten voor stonden: tijdens de gecoördineerde hongerstaking gebruikten de gevangen terroristen hun eigen lichaam als wapen om deels gerechtvaardigde – erkent hij nu – en deels geheel ongerechtvaardigde eisen af te dwingen.

Moord? (lees verder…)

okt
22
2002
0

Stammheim, de RAF-top gevangen maar niet uitgespeeld (9)

De ‘Duitse Herfst’

Moord of zelfmoord?

Stammheim_ grafOp 5 september 1977 werd werkgeversvoorzitter Hanns Martin Schleyer ontvoerd door de RAF. In de schietpartij die volgde vielen vier doden. De ontvoerders eisten vrijlating van de gevangenen in Stammheim, in ruil voor het leven van Schleyer. Toen was het afgelopen met de privileges van de Stammheim-gevangenen. Sterker nog, de regering besloot tot de zwaarste inperking van de rechten van de gevangenen tot dan toe: de ‘Kontaktsperre’. Zolang de ontvoerde niet was gevonden mochten de gevangenen met niemand meer contact hebben. Niet met elkaar, niet met familie en zelfs niet met hun advocaten.

Op 13 oktober kaapten Palestijnse extremisten, die samenwerkten met de RAF, een passagiersvliegtuig. Ook zij eisten de vrijlating van de RAF-top. Enkele dagen later, op 17 oktober, werd er ingegrepen. De Duitse anti-terreureenheid GSG9 bestormde het vliegtuig en bevrijdde de gijzelaars. Wonderbaarlijk genoeg overleefden alle passagiers de actie (drie van de vier gijzelnemers werden doodgeschoten). De volgende ochtend werden de Stammheim-gevangenen in hun cel gevonden: Gudrun Ensslin had zich opgehangen aan een electriciteitskabel, Andreas Baader had zich in de nek geschoten, Jan Carl Raspe in het hoofd, en Irmgard Möller had zich in de borst gestoken. Zij was de enige die het overleefde. Een dag later werd het lijk van de vermoorde Schleyer gevonden in de kofferbak van een gestolen Audi.

Collectieve zelfmoord, zei de BRD. Moord, zei heel links Duitsland. Artsen, die de lijken onderzochten bevestigden de zelfmoordthese, maar er bleven veel vragen die nog altijd niet zijn opgelost. Aangenomen wordt dat de wapens zijn binnengesmokkeld door advocaten, maar dat is nooit honderd procent bewezen. Toch zijn de meeste historici het er inmiddels over eens, dat zelfmoord de meest waarschijnlijke optie is. De gevangenen waren net tot levenslang veroordeeld en ze wisten, via een geheime radioconstructie die later werd ontdekt, dat de vliegtuigkaping was mislukt dus dat er geen enkel zicht was op bevrijding. Het enige wat hen overbleef, was het ensceneren van een viervoudige moord, als laatste en meest vernietigende aanklacht tegen de staat. (lees verder…)

okt
22
2002
0

Stammheim, de RAF-top gevangen maar niet uitgespeeld (6)

De RAF-advocaten

Bakker Schut

Bakker Schut kwam door de verdeding van Augustin in contact met andere RAF-advocaten en raakte ook betrokken bij de verdediging van Baader. Hij promoveerde in 1986 op het Stammheim-proces tegen de RAF-leiders, dat hij nog steeds beschouwt als een door en door politiek proces. Hij is ervan overtuigd, dat de Duitse staat destijds welbewust heeft geprobeerd de RAF-gevangenen kapot te maken. ‘Binnen de gevangenis kan je mensen alle mogelijke vrijheden gunnen, als je de binnenkant maar afgrendelt, maar dit was echt erop gericht hun politieke identiteit kapot te maken, om ze in processen te kunnen presenteren als kapotte mensen, dat was het idee.’

RAF-advocaten Claus Croissant en Kurt Groenewold werden in 1975 veroordeeld wegens het illegaal doorspelen van RAF-informatie tussen de gevangenen onderling en aan de buitenwereld. Dit leidde er uiteindelijk toe dat post aan advocaten niet meer ongecensureerd mocht worden verstuurd. Een aantal advocaten ging verder en sloot zich aan bij de ondergrondse strijd. Zover is Bakker Schut nooit gegaan, maar hij heeft er wel begrip voor: ‘Ik heb een aantal mensen gekend die bijvoorbeeld werkten bij het kantoor van Klaus Croissant, waarvan ik weet dat ze op een gegeven moment zijn ondergedoken en zich bij de guerilla hebben aangesloten. Ik denk niet dat dat een goede methode is, omdat je uit je kennis van zaken via een advocatenkantoor niet voor de illegaliteit moet kiezen. Maar ik heb me dat afgevraagd toen, het is wel begrijpelijk dat ze dat deden.’

nov
01
1990
0

Op politieke vakantie

In de jaren zeventig en tachtig onderhield een aantal Nederlanders contacten met mensen in en rond de RAF. Sommigen op persoonlijke titel, anderen in georganiseerd verband. Er zijn evenwel geen aanwijzingen dat Nederlanders ooit direct waren betrokken bij gewelddadige acties van de terreurorganisatie.

protestrafEind jaren zestig, begin jaren zeventig gingen tal van Nederlandse links-radicalen op ‘politieke vakantie’ naar Berlijn. Daar maakten ze de straatgevechten mee en woonden ze de nachtenlange discussies in de Wohngemeinschaften bij. Sommigen van hen waren ook getuige van de geboorte van de stadsguerrilla. Een enkeling kwam zelfs in de kring rond Andreas Baader en Gudrun Ensslin terecht. Dat overkwam bijvoorbeeld Ronald Augustin, die prompt zijn diensten aan de RAF aanbood. Hij heeft zijn hulpvaardigheid met zeven jaar cel moeten bekopen.

Netwerk
Er bestonden, kortom, van meet af aan contacten tussen Nederlanders en mensen in en rond de RAF. Veel contacten werden op persoonlijke titel onderhouden. Wanneer het over Nederlandse steun aan de RAF gaat, denkt men echter al gauw aan een radicale linkse jongerenorganisatie als de Rode Jeugd. Zulke organisaties vormden echter slechts het zichtbare deel van een verder nogal informeel en los netwerk van sympathisanten, vrienden en helpers van de RAF.

Het staat zo goed als vast dat Nederlanders nooit direct betrokken zijn geweest bij gewelddadige acties van de RAF zoals gijzelingen, bankovervallen en aanslagen op objecten en personen. De steun die Nederlanders aan de RAF verleenden, lag op andere terreinen, zowel legaal als illegaal. Nederlanders waren incidenteel behulpzaam bij de aanschaf van wapens en explosieven, bij het regelen van valse paspoorten en rijbewijzen, bij het verlenen van logies, bij het inrichten van depots voor wapens en valse papieren, bij het verspreiden van propaganda en bij het organiseren van protesten tegen de vermeende foltering van RAF-gevangenen.

De illegale activiteiten laten zich uiteraard moeilijk exact traceren. De weinige gevallen die bekend zijn, betreffen activiteiten van mensen uit kringen van de Rode Jeugd, de Rode Hulp en het Rood Verzetsfront. Dat heeft een simpele reden: de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) hield er de vinger aan de pols. In een enkel geval was de BVD zelfs de uitvoerder, zoals toen een agent die in de Rode Jeugd onder de naam ‘Zwart’ opereerde, een illegale Duitser met een pakket explosieven over de grens naar de Bondsrepubliek begeleidde.

Onwetendheid
Een bijzondere ontmoeting tussen Nederlanders en de RAF vond plaats in Zuid-Jemen. In de zomer van 1976 was een groep van vijftien mensen naar dat land afgereisd om een guerrillatraining te volgen in een kamp van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina. In dezelfde periode zat daar ook een aantal RAF-leden dat zich op nieuwe acties aan het beraden was. Het werd voor de Nederlandse groep een ontnuchterende ontmoeting. De ervaren Duitsers ergerden zich enorm aan de onkunde en onwetendheid van de Nederlandse beginnelingen. Ze behandelden de Nederlanders neerbuigend en lieten duidelijk merken hen ongeschikt te achten voor de gewapende strijd. Kennelijk vonden deze Nederlanders dat zelf ook, want vrijwel alle Jemen-gangers maakten na terugkeer in Nederland snel een einde aan hun loopbaan in de stadsguerrilla.

Eind jaren zeventig was het Rood Verzetsfront (RVF), dat haar basis had op een boerderij in Drente, een belangrijk centrum van activiteiten ter ondersteuning van de RAF. Welke vorm die ondersteuning had, is althans voor wat het ondergrondse deel betreft moeilijk te achterhalen. Bovengronds deed het RVF aan propaganda door informatiebijeenkomsten te organiseren en de Knipselkrant uit te geven. In die Knipselkrant verschenen onder meer teksten van gedetineerde RAF-leden, die door hun advocaten uit de gevangenis waren gesmokkeld.

Het beleggen van bijeenkomsten over de RAF en het uitbrengen van RAF-teksten had toen overigens al enige traditie in Nederland. Pionier op dat terrein was de journalist Boudewijn Chorus. Voor het Utrechtse uitgeverijtje Spuw vertaalde Chorus ‘Ontwerp van de stadsguerilla’ van de RAF en ‘Handboek voor de stadsguerillero’ van de Braziliaan Carlos Marighela. Na de Duitse Herfst in 1977 publiceerde hij een apologie van de RAF onder de titel ‘Als op ons geschoten wordt…’. In woord en geschrift legde Chorus telkens weer uit waarom het in de Bondsrepubliek wel tot gewapend verzet moest komen, om er steevast aan toe te voegen dat de situatie in Nederland niet met die in Duitsland kon worden vergeleken.

Politiestaat
politiestaatDe meer dan warme belangstelling voor de RAF in sommige links-radicale kringen kwam voort uit de angst dat de Bondsrepubliek zich in de richting van een politiestaat ontwikkelde en dat Nederland in die ontwikkeling zou worden meegesleurd. In feite werd die angst door veel Nederlanders gedeeld. Maar de grote meerderheid meende dat informatie, debat en een kritische pers betere middelen waren om de dreigende politiestaat af te wenden dan rechtstreekse steun aan de RAF. Zo dacht ook een organisatie als de Rode Hulp erover. Zij informeerde over de Duitse terreurbestrijding, protesteerde tegen het gevangenisregime waaraan RAF-leden werden onderworpen en voerde actie voor de RAF-gedetineerden die tegen hun behandeling in hongerstaking waren gegaan.

Aan de Rode Hulp waren de namen verbonden van onder meer Augustins advocaat Pieter Herman Bakker Schut, uitgever Rob van Gennep, psychiater Sjef Teuns en de journalisten Rudie Kagie, Rudie van Meurs en Boudewijn Chorus. Toen een groepje radicale leden de Rode Hulp tot een illegale organisatie dreigde om te vormen, trokken ze zich schielijk terug. Al snel vonden ze een nieuw onderdak: het Medisch-Juridisch Comité Politieke Gevangenen. De lijnen van dat comité naar de RAF waren kort. Bakker Schut verdedigde naast Augustin ook leden van de RAF die deel uitmaakten van de harde kern. Daarnaast gold Rob van Gennep in RAF-kringen als iemand bij wie men gerust kon aankloppen, al zijn er geen aanwijzingen dat de linkse uitgever enig aandeel had in de illegale activiteiten van zijn bezoekers.

Kortom, in de jaren zeventig en ook nog in de jaren tachtig bestonden er verschillende soorten contacten tussen Nederlanders en de RAF. Maar op een enkele uitzondering na (Augustin), hadden die contacten niet het karakter van, zoals dat juridisch heet, ‘lidmaatschap van een criminele organisatie’.

Onze sponsor Colani | Ontwerp: Oppositie 2.0 door colani.nl