nov
21
2002
0

Baader (2002)

baaderHet verhaal over de Rote Armee Fraktion (RAF), een terroristische, Duitse organisatie die geleid werd door Andreas Baader, Gudrun Ensslin en Ulrike Meinhof. Zij werden onder meer getraind in Palestijnse trainingskampen en pleegden in de jaren zeventig aanslagen op Amerikaanse militaite doelwitten.

Duitsland / Verenigd Koninkrijk
Drama / Thriller
115 minuten

geregisseerd door Christopher Roth
met Frank Giering, Laura Maori Tonke en Birge Schade

Deze film zoek ik nog, heeft iemand deze ter overname graag een reactie of mail.

okt
29
2002
0

ROTE ARMEE FRAKTION – Trophäen für den Panzerschrank

Trophäen für den Panzerschrank

Baader, Ensslin, Raspe – die Häftlinge von Stammheim landeten 1977 auf dem Seziertisch von Hans Joachim Mallach. 25 Jahre später reden erstmals dessen Söhne über einen Gerichtsmediziner mit SS-Vergangenheit und sein Geheimnis: die Masken der Toten. Von Jürgen Dahlkamp

Tübinger Bergfriedhof, 19. Oktober 1977, 0.30 Uhr. Leichensache L 250/77: Auf dem stählernen Obduktionstisch lag der tote Terrorist Andreas Baader und starrte Hans Joachim Mallach an. Aufgesetzter Kopfschuss von hinten – auch Baader, der brutalste RAF-Führer, hatte sich Mallach also ans Messer geliefert, und das Messer schnitt nun rasch durch die Haut, bis ins Innerste des Feindes.

Ein Feind? Gegen Feinde hatte der Mann am Messer im Krieg gekämpft, Russland, Normandie, Ardennen, so einen wie Baader nannte Mallach, wenn er zu Hause über ihn redete, einen “Strolch”. Einen, der auf alles gespuckt hatte, was Mallach heilig war. Die Ordnung, den Respekt, das was Mallach meinte, wenn er seinen eigenen Söhnen Wolfgang und Detlef “preußisches Männertum” einimpfte.

Die Schädelhöhle: Mit der Routine eines Handwerkers hatte der Ordinarius der Tübinger Gerichtsmedizin zuerst Baaders Hirn herausgenommen. Im Gewebe entdeckte er mit seinem Stuttgarter Kollegen Joachim Rauschke eine fingerstarke Rinne, quer durch Kleinhirn, Stammhirn und Mantelkante des rechten Stirnlappens. Da war er, der Schusskanal. (lees verder…)

okt
29
2002
0

25 jaar na de Duitse herfst

‘Het moest er uitzien alsof de RAF-gevangenen door de staat waren vermoord’


Begin september 1977 ontvoerden terroristen van de Rote Armee Fraktion (RAF) de voorzitter van de Duitse werkgevers, Hanns-Martin Schleyer. Daarmee wilden zij de bondsregering dwingen elf andere RAF-leden uit gevangenschap vrij te laten. Onder hen bevonden zich vier RAF-terroristen van het eerste uur die al sinds 1972 gevangen werden gehouden en kort tevoren waren veroordeeld: Andreas Baader, Gudrun Ensslin, Jan-Carl Raspe en Irmgard Möller.

Omdat bondskanselier Helmut Schmidt na vijf weken nog niet toegaf, kaapten met de RAF bevriende Palestijnse terroristen een Lufthansa-vliegtuig vol toeristen. Een speciale West-Duitse militaire eenheid slaagde er na enkele dagen in de reizigers te bevrijden. In de nacht na die bevrijding kwamen Baader, Ennslin en Raspe in hun cellen in de Stammheim-gevangenis om het leven, hoogstwaarschijnlijk door zelfmoord. Möller werd zwaargewond in haar cel gevonden, maar zij overleefde de zelfmoordpoging. Weer enkele dagen later werd het stoffelijk overschot van Schleyer gevonden in de kofferbak van een auto. Daarmee was de hete ‘Duitse herfst’ ten einde.

Confrontatie

spiegelrafZo komt een spannende confrontatie tot stand tussen de terroristen van weleer en diegenen die hen in opdracht van de staat bestreden. Bovendien blijkt dat er een Nederlandse link met het West-Duitse terrorisme was – een link die veel kijkers zal verbazen. Enerzijds komt Ronald Augustin aan het woord, een RAF-terrorist afkomstig uit Nederland. Uit idealisme sloot Augustin zich al vroeg aan bij de groep van Baader en Ennslin. Na zijn arrestatie in 1973 verdween hij voor zeven jaar in West-Duitse gevangenissen. Tegenover Augustin staat Alfred Klaus, destijds hoofd van de afdeling terrorismebestrijding van de West-Duitse centrale recherche, het Bundeskriminalamt (BKA).

Het is verbijsterend Augustin in terugblik over de RAF te horen spreken. Spijt lijkt hij niet te hebben. Gevraagd naar de doden en gewonden bij de bommencampagne in mei 1972 constateert hij nuchter dat de slachtoffers ‘US-militairen’ waren. Het overduidelijke verdriet over de in gevangenschap gestorven RAF-vrienden steekt daartegen schril af. Met gevoel voor effect spreekt hij ook over de keer dat hem tijdens een hongerstaking met geweld dwangvoeding werd toegediend, waarbij het er inderdaad te ruig aan toe ging. BKA-man Klaus is daar duidelijk nog steeds niet gelukkig mee. Hij wijst echter op het immense dilemma waar de autoriteiten voor stonden: tijdens de gecoördineerde hongerstaking gebruikten de gevangen terroristen hun eigen lichaam als wapen om deels gerechtvaardigde – erkent hij nu – en deels geheel ongerechtvaardigde eisen af te dwingen.

Moord? (lees verder…)

okt
22
2002
0

Stammheim, de RAF-top gevangen maar niet uitgespeeld (9)

De ‘Duitse Herfst’

Moord of zelfmoord?

Stammheim_ grafOp 5 september 1977 werd werkgeversvoorzitter Hanns Martin Schleyer ontvoerd door de RAF. In de schietpartij die volgde vielen vier doden. De ontvoerders eisten vrijlating van de gevangenen in Stammheim, in ruil voor het leven van Schleyer. Toen was het afgelopen met de privileges van de Stammheim-gevangenen. Sterker nog, de regering besloot tot de zwaarste inperking van de rechten van de gevangenen tot dan toe: de ‘Kontaktsperre’. Zolang de ontvoerde niet was gevonden mochten de gevangenen met niemand meer contact hebben. Niet met elkaar, niet met familie en zelfs niet met hun advocaten.

Op 13 oktober kaapten Palestijnse extremisten, die samenwerkten met de RAF, een passagiersvliegtuig. Ook zij eisten de vrijlating van de RAF-top. Enkele dagen later, op 17 oktober, werd er ingegrepen. De Duitse anti-terreureenheid GSG9 bestormde het vliegtuig en bevrijdde de gijzelaars. Wonderbaarlijk genoeg overleefden alle passagiers de actie (drie van de vier gijzelnemers werden doodgeschoten). De volgende ochtend werden de Stammheim-gevangenen in hun cel gevonden: Gudrun Ensslin had zich opgehangen aan een electriciteitskabel, Andreas Baader had zich in de nek geschoten, Jan Carl Raspe in het hoofd, en Irmgard Möller had zich in de borst gestoken. Zij was de enige die het overleefde. Een dag later werd het lijk van de vermoorde Schleyer gevonden in de kofferbak van een gestolen Audi.

Collectieve zelfmoord, zei de BRD. Moord, zei heel links Duitsland. Artsen, die de lijken onderzochten bevestigden de zelfmoordthese, maar er bleven veel vragen die nog altijd niet zijn opgelost. Aangenomen wordt dat de wapens zijn binnengesmokkeld door advocaten, maar dat is nooit honderd procent bewezen. Toch zijn de meeste historici het er inmiddels over eens, dat zelfmoord de meest waarschijnlijke optie is. De gevangenen waren net tot levenslang veroordeeld en ze wisten, via een geheime radioconstructie die later werd ontdekt, dat de vliegtuigkaping was mislukt dus dat er geen enkel zicht was op bevrijding. Het enige wat hen overbleef, was het ensceneren van een viervoudige moord, als laatste en meest vernietigende aanklacht tegen de staat. (lees verder…)

okt
22
2002
0

Stammheim, de RAF-top gevangen maar niet uitgespeeld (5)

De RAF-top gevangen

Een nieuwe fase in de strijd

Stammheim_ arrestatie_BaaderIn de zomer van 1972 leek er na twee jaar intensief speuren een eind gekomen aan de RAF. Binnen een paar weken werd de hele top van de RAF gearresteerd. Alfred Klaus vervoerde hoogstpersoonlijk Andreas Baader, die bij de arrestatie in zijn been was geschoten, naar het gevangenisziekenhuis. Klaus herinnert zich dat hij naast Baader zat in de politiehelikopter en zich immens opgelucht voelde. ‘Ik dacht: nu is de strijd voor de politie voorbij. We hebben de belangrijkste mensen opgepakt en nu kunnen we rustig het proces voorbereiden. Dat bleek een grote vergissing.’

Met de arrestaties was de strijd met de RAF niet afgelopen, hij ging slechts een nieuwe fase in. Wat de leden verloren aan vrijheid wonnen ze aan martelaarschap. Er ontstond een tweede generatie van de RAF, die het vrij krijgen van de leiders als belangrijkste doel van de voortgezette strijd zag. Maar ook bovengronds kregen de RAF-gevangenen hulp: bijna direct na de arrestaties ontstond een internationale steunbeweging voor de ‘politieke’ gevangenen van de RAF. Niet geheel ten onrechte, want de Duitse justitie ging zeker in het begin heel ver in haar beveiligingsmaatregelen.

Zolang de gevangenen in voorarrest waren, mochten ze geen enkel contact hebben met andere gevangenen. Ulrike Meinhof zat in Keulen acht maanden vast in een lege vleugel van de gevangenis, waar 24 uur per dag licht brandde. Tegen dit soort toestanden kwam vanzelfsprekend protest. Ook Ronald Augustin zat maanden lang alleen in zo’n aparte vleugel in Hannover, al mocht bij hem wel het licht uit ’s nachts. ‘Mijn cel bevond zich in een stukje van het ziekenhuis van de gevangenis, een afgescheiden vleugel. Die bestond uit zes cellen en al die cellen waren leeg. Tegenover die cel buiten was de kerk van de gevangenis, in dat stukje bevonden zich ook helemaal geen gevangenen. Ik heb daar bijna zes maanden gezeten.’

Augustin werd berecht in een zwaarbewaakte, speciaal voor hem ingestelde rechtszaal op het terrein van de gevangenis. De angst voor bevrijdingsacties zat er bij de Duitse justitie goed in. Met zijn advocaat, Pieter Herman Bakker Schut, mocht hij alleen praten door een glazen wand (de ‘Trennscheibe’), iets wat inmiddels ook in Nederland heel gebruikelijk is, maar in de jaren zeventig nog heel uitzonderlijk was. Het proces tegen Augustin werd gezien als een proefproces voor het grote proces tegen de RAF-leiders, dat van 1975 tot 1977 zou worden gehouden, in een speciale zaal op het terrein van de Stammheim-gevangenis.

okt
22
2002
0

Stammheim, de RAF-top gevangen maar niet uitgespeeld (4)

‘Bundeskriminalamt’

Alfred Klaus

Stammheim_Alfred_KlausAanvankelijk waren politie en justitie met verbijstering geslagen. Terrorisme was in 1970 nog een relatief onbekend fenomeen. Als het al bestond was het iets van verre landen, zoiets hoorde niet thuis in een beschaafde westerse staat als de BRD. Alles leek juist zo goed te gaan: het ‘Wirtschaftswunder’ was geschied, links zat in de regering, de studentenprotesten waren eindelijk wat geluwd … en daar was opeens een groepje intelligente jonge mensen dat dodelijke bomaanslagen pleegde om de wereld te verbeteren. Het Bundeskriminalamt (de Duitse FBI) had geen idee wat het ermee aan moest. Maar dat er iets moest gebeuren was duidelijk.

Alfred Klaus, destijds medewerker van het Bundeskriminalamt (BKA), kreeg in 1971 opdracht om een speciale commissie op te richten binnen de organisatie: de ‘Sonderkommission Baader-Meinhof’. Klaus, nu al ruim twintig jaar met pensioen, geldt nog steeds als expert op het gebied van de RAF. Hij is inmiddels 84 en zijn gezondheid is niet meer wat ze geweest is, maar zijn geheugen is nog uitstekend. Met enige trots vertelt hij dat Ulrike Meinhof hem de geuzennaam ‘familiesmeris’ gaf, omdat hij stelselmatig de familieleden van RAF-verdachten opzocht, om zich een beeld te kunnen vormen van de voortvluchtige terroristen.

Stammheim_ MeinhoffOp basis van die bezoeken, maar later ook na gesprekken met de RAF-leiders zelf, maakte hij karakterschetsen van de staatsvijanden. ‘Ulrike Meinhof gold als de stem van de RAF, zij was de schrijfster. Zij heeft ook de drie belangrijkste pamfletten van de RAF geschreven. Gudrun Ensslin speelde eigenlijk een nog belangrijker rol: ze was een hoogbegaafde persoon, met een sterke neiging tot samenzwering. Ze was ook iemand die goed kon organiseren: ze heeft bijvoorbeeld in de gevangenis een informatie- en scholingssysteem opgezet voor de RAF-gevangenen. Ik zou haar als de motor van de RAF classificeren. En dan Andreas Baader, de man van de daad. In intellectueel opzicht kon hij niet tegen de twee vrouwen op, maar hij had een sterke criminele energie en hij was een persoonlijkheid.’ Over Augustin haalt Klaus zijn schouders op: ‘Hij was een randfiguur.’

okt
22
2002
0

Stammheim, de RAF-top gevangen maar niet uitgespeeld (2)

Oprichting van de RAF

Augustin wordt lid

Stammheim_ Baader_Emsslin_rechtzaalRuim een jaar voordat Augustin naar Berlijn kwam, werden vier jonge Duitsers veroordeeld voor brandstichting in twee Frankfurtse warenhuizen. De vier vrienden waren Andreas Baader, zijn vriendin Gudrun Ensslin, Thorwald Proll en Horst Söhnlein. De actie, zo verklaarden ze in de rechtszaal, was bedoeld als protest tegen de kapitalistische consumptiemaatschappij. Ze wonnen er sympathie mee in links-radicale kringen. Horst Söhnlein zat als enige zijn straf uit: de overige drie doken onder. Begin 1970 werd Baader opnieuw gepakt. Hij wist weer te ontkomen, dankzij een spectaculaire bevrijdingsactie van Ulrike Meinhof en Horst Mahler op 14 mei 1970. Dat was het startschot voor de oprichting van de RAF.

Augustin: ‘Ik was net terug van vakantie. Die bevrijdingsactie was net gebeurd en stond op alle voorpagina’s. Toen ik hoorde dat Andreas bevrijd was vond ik dat gewoon fantastisch. Ik wilde ze absoluut zelf ontmoeten en met ze praten.’ Via vrienden uit het linkse circuit wist Augustin met de ondergedoken Baader en Ensslin in contact te komen. Hij was direct verkocht. ‘Voor mijn gevoel klikte het meteen. Ik had een hele goede band met Andreas, hij straalde ook iets uit van wilskracht en daadkracht. Niet dat beeld wat er zo ondertussen over hem verspreid is, maar meer iemand die anderen laat praten, luistert, en dan plotseling met een aantal heel scherpe commentaren komt.

Stammheim_ GudrunWaarvan je zegt “ja, dat is het gewoon”. Gudrun is ook een tante die in een hele korte tijd een politieke ontwikkeling heeft doorgemaakt, van een beetje sociaal-democatisch gericht naar wat toen de RAF werd. Iemand die heel scherpe analyses uit kon werken en die ook praktisch kon omzetten.’

dec
05
1999
0

Begrepen Onbehagen; Politie en Rote Armee Fraktion Verzoend

Begrepen-onbehagenDe Nederlandse politie gaat hard optreden tegen de toenemende agressie tegen politiemensen, zowel fysiek als verbaal. Niet alleen met behulp van het strafrecht. Individuele politiemensen krijgen steun bij het indienen van civiele claims tegen degenen die hen aanvallen. De korpsen zelf gaan proberen het ziekteverzuim als gevolg van agressie te verhalen op de daders.

Er zijn echter ook andere verhalen. Zoals dat van rechercheur Herman van Hoogen. Deze hielp in 1977 tijdens een hevig vuurgevecht met gevaar voor eigen leven in Amsterdam-Osdorp twee leden van de Duitse Rote Armee Fraktion (RAF) aan te houden. Toch zette hij zich zeven jaar later in voor vervroegde vrijlating van het tweetal, Christof Wackernagel en Gert Schneider, nadat deze in de (Duitse) gevangenis tot inkeer waren gekomen. Dit (succesvolle) gebaar leidde tot een blijvende vriendschap.

Maar wat was dit voor een gebaar: een staaltje politiële professionaliteit, psychische verwerking van een traumatische gebeurtenis, verraad of een uniek geval van vergeving en verzoening? Deze vragen staan centraal in een publicatie die werd geredigeerd door dr. Frans Denkers, algemeen adviseur van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland, die vorige maand onverwachts overleed op 59-jarige leeftijd.

Denkers, van huis uit psycholoog, heeft zich vooral ingezet voor `zelfredzaamheid’, het mobiliseren van burgers in plaats van alle heil te verwachten van de Sterke Arm. In 1993 legde hij zijn credo neer in een boek met de titel Op eigen kracht de onveiligheid de baas; de politie van pretentieuze probleemoplosser naar bescheiden ondersteuner. Op initiatief van Denkers ging het Amsterdamse korps samenwerken met de Katholieke Universiteit Nijmegen, waar hij in 1975 promoveerde op Criminologie en beleid, in het project `christelijk-humanistische waarden en conflicten’. Begrepen onbehagen is daarvan een resultaat. Het boek heeft drie delen. Denkers schreef een inleiding over de RAF. Deel twee, dat zelfstandig kan worden gelezen, wordt geopend door Van Hoogen en bevat de reacties van 22 uiteenlopende personen, variërend van collega’s tot plattelandsvrouwen en wetenschappers. Deel drie bevat een analyse en conclusies, wederom van de hand van Denkers.

Van Hoogen zelf legt er de nadruk op dat zijn gedrag niets heeft te maken met `vergeving’. Vergeven kan je alleen mensen met wie je een emotionele band hebt. Het zou de politieman weinig hebben gedaan als het tweetal de vijftien jaar waartoe het werd veroordeeld wegens poging tot moord volledig had moeten uitzitten. Dat zou hij wel `stom’ hebben gevonden: `het is het eerste geval dat ik meemaak waarin mensen anders de lik uitgaan dan ze erin zijn gekomen. Toch het beginsel waar ons hele strafrechtssysteem op is gebaseerd?’

Kogelscherf

De reacties lopen zoals te verwachten uiteen. De politiecollega die een gemene kogelscherf van de RAF uit zijn knie moest laten halen vraagt zich af wat hij zou doen als hij het tweetal zou ontmoeten, bijvoorbeeld bij de presentatie van dit boek. `Alsnog schadevergoeding eisen waarschijnlijk, want die heb ik van het korps ook nooit gehad. Geen cent voor mijn bebloede kleren’. Zijn bijdrage heeft het kopje `verraad’.

Voor de goede orde: Van Hoogen heeft niet zelf de publiciteit gezocht; dat deed de toenmalige Amsterdamse recherchechef K. Sietsma, die inmiddels is overgestapt naar de particuliere beveiligingswereld. Hij vindt de belangrijkste les `dat een dialoog verre te prefereren is boven een confrontatie’. De RAF blijft echter in meerdere opzichten een bijzonder geval. De voornaamste bevinding van de afsluitende analyse is dan ook dat de stellingname van Van Hoogen moeilijk valt te generaliseren.

Bijzonder als hij is, valt de zaak-Van Hoogen toch niet helemaal los te zien van het poldermodel dat van oudsher kenmerkend is voor onze politie en justitie. Dat model contrasteert nogal met het proces van escalatie dat de geschiedenis van de RAF te zien geeft. Vijfentwintig jaar geleden kon ik daarvan een glimp opvangen als lid van een kleine Nederlandse delegatie die een onderzoek instelde naar de Haftbedingungen van Ronald Augustin, een `terrorist’ van Nederlandse afkomst die in hongerstaking was gegaan. Daaraan kwam pas een eind toen hij met veel gewapend politievertoon terecht was gekomen in een universiteitskliniek. Hij vertrouwde namelijk geen officiële gevangenisarts.

Had er dan niet even een andere dokter in de cel kunnen komen? Dat was formeel niet mogelijk, was het antwoord van de Duitse gevangenisautoriteiten. De delegatieleden keken elkaar aan: in Nederland zou een beetje gevangenisdirecteur gewoon een vertrouwenspersoon regelen. Dat was vijfentwintig jaar geleden en inmiddels zijn de verhoudingen in Nederland danig verhard, zij het niet vanwege terroristische activiteiten maar vanwege de drugshandel. Het strafklimaat is grimmiger geworden en rechters zijn geneigd allerlei onorthodoxe opsporingsmethoden voetstoots te accepteren. Daartegen staat een advocatuur die iedere vormfout probeert uit te buiten.

Dat mist zijn uitwerking op de politiepraktijk niet. Typerend is ook dat steeds vaker een claim wordt ingediend tegen de staat wanneer een zaak niet tot veroordeling leidt. De rechters zijn niet scheutig met het toekennen van schadevergoeding, maar er zal steeds minder aan deze logische tegenhanger van een hardere lijn tegen burgers zijn te ontkomen. Een claimgrage politie kan tegenclaims verwachten. Deze ontwikkeling heeft zeker goede kanten. Ook een juridische claim kan per slot van rekening leiden tot een dialoog en bevordert in elk geval de duidelijkheid.

Toch bevat de geschiedenis van Van Hoogen en de RAF ook een waarschuwing. Claims tegen onverlaten moeten voor de politiekorpsen bijvoorbeeld niet een excuus zijn om de begeleiding van de eigen mensen te verslonzen. Typisch een thema waarvoor Denkers zich heeft ingezet. De voornaamste boodschap is: duidelijkheid is prima maar polarisatie is funest. Het ging Van Hoogen waarschijnlijk dus toch gewoon om professionaliteit.

Auteur: Frans Denkers, Herman van Hoogen, Christof Wackernagel e.a.: Boek | Ingenaaid | 328 bladzijden | Nederlands | 1999

ISBN-10: 9054586710

ISBN-13: 9789054586715 | ISBN-10: 9054586710

Begrepen Onbehagen.Politie en Rote Armee Fraktion verzoend. Koninklijke Vermande, Gewapende strijd

okt
13
1997
0

Een Duitse herfst vol spookbeelden

DEU TERROR RAF SCHLEYER CHRONIKHet was geen onverdeeld genoegen in 1977 correspondent in Bonn te zijn. De Bondsrepubliek werd dat jaar meer dan ooit geteisterd door het terrorisme van de Rote Armee Fraktion. De gebeurtenissen waren dramatisch en er viel dus, ondanks een Nachrichtensperre na de ontvoering van werkgeversvoorzitter Schleyer, veel te berichten. Maar de journalisten moesten werken in een verziekte sfeer.
HET terrorisme van de RAF werd door rechts in de Bondsrepubliek aangegrepen om af te rekenen met links. ‘Het geestelijk moeras, waaruit het terrorisme is ontsproten, moet worden drooggelegd’ heette dat toen. De rechtse oppositie, toen geleid door de huidige bondskanselier Helmut Kohl, hanteerde met grote ijver het stempel ‘sympathisant van terroristen’.

Zo’n sympathisant was je in die dagen snel. De CDU-politicus Bernhard Vogel, thans minister-president van de deelstaat Thüringen, zei op 14 september 1977 in een interview met het sensatieblad Bild: ‘Sympathisant kan iedereen zijn die Baader-Meinhof-groep zegt in plaats van -bende.’

Woorden wogen zwaar in die ‘loden tijd’. Ook buitenlandse correspondenten werden in de gaten gehouden en soms bekritiseerd, vooral door conservatieve Duitse kranten. Het liberale weekblad Die Zeit getroostte zich de moeite met enkele correspondenten in Bonn te praten en zelfs enkele stukken van hen te vertalen. Dat leidde op 23 september 1977 tot het artikel ‘Wie uns das Ausland sieht’ waarin onder meer de Volkskrant in bescherming werd genomen tegen het verwijt terrorisme te ‘bagatelliseren’. (lees verder…)

nov
01
1990
0

Op politieke vakantie

In de jaren zeventig en tachtig onderhield een aantal Nederlanders contacten met mensen in en rond de RAF. Sommigen op persoonlijke titel, anderen in georganiseerd verband. Er zijn evenwel geen aanwijzingen dat Nederlanders ooit direct waren betrokken bij gewelddadige acties van de terreurorganisatie.

protestrafEind jaren zestig, begin jaren zeventig gingen tal van Nederlandse links-radicalen op ‘politieke vakantie’ naar Berlijn. Daar maakten ze de straatgevechten mee en woonden ze de nachtenlange discussies in de Wohngemeinschaften bij. Sommigen van hen waren ook getuige van de geboorte van de stadsguerrilla. Een enkeling kwam zelfs in de kring rond Andreas Baader en Gudrun Ensslin terecht. Dat overkwam bijvoorbeeld Ronald Augustin, die prompt zijn diensten aan de RAF aanbood. Hij heeft zijn hulpvaardigheid met zeven jaar cel moeten bekopen.

Netwerk
Er bestonden, kortom, van meet af aan contacten tussen Nederlanders en mensen in en rond de RAF. Veel contacten werden op persoonlijke titel onderhouden. Wanneer het over Nederlandse steun aan de RAF gaat, denkt men echter al gauw aan een radicale linkse jongerenorganisatie als de Rode Jeugd. Zulke organisaties vormden echter slechts het zichtbare deel van een verder nogal informeel en los netwerk van sympathisanten, vrienden en helpers van de RAF.

Het staat zo goed als vast dat Nederlanders nooit direct betrokken zijn geweest bij gewelddadige acties van de RAF zoals gijzelingen, bankovervallen en aanslagen op objecten en personen. De steun die Nederlanders aan de RAF verleenden, lag op andere terreinen, zowel legaal als illegaal. Nederlanders waren incidenteel behulpzaam bij de aanschaf van wapens en explosieven, bij het regelen van valse paspoorten en rijbewijzen, bij het verlenen van logies, bij het inrichten van depots voor wapens en valse papieren, bij het verspreiden van propaganda en bij het organiseren van protesten tegen de vermeende foltering van RAF-gevangenen.

De illegale activiteiten laten zich uiteraard moeilijk exact traceren. De weinige gevallen die bekend zijn, betreffen activiteiten van mensen uit kringen van de Rode Jeugd, de Rode Hulp en het Rood Verzetsfront. Dat heeft een simpele reden: de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) hield er de vinger aan de pols. In een enkel geval was de BVD zelfs de uitvoerder, zoals toen een agent die in de Rode Jeugd onder de naam ‘Zwart’ opereerde, een illegale Duitser met een pakket explosieven over de grens naar de Bondsrepubliek begeleidde.

Onwetendheid
Een bijzondere ontmoeting tussen Nederlanders en de RAF vond plaats in Zuid-Jemen. In de zomer van 1976 was een groep van vijftien mensen naar dat land afgereisd om een guerrillatraining te volgen in een kamp van het Volksfront voor de Bevrijding van Palestina. In dezelfde periode zat daar ook een aantal RAF-leden dat zich op nieuwe acties aan het beraden was. Het werd voor de Nederlandse groep een ontnuchterende ontmoeting. De ervaren Duitsers ergerden zich enorm aan de onkunde en onwetendheid van de Nederlandse beginnelingen. Ze behandelden de Nederlanders neerbuigend en lieten duidelijk merken hen ongeschikt te achten voor de gewapende strijd. Kennelijk vonden deze Nederlanders dat zelf ook, want vrijwel alle Jemen-gangers maakten na terugkeer in Nederland snel een einde aan hun loopbaan in de stadsguerrilla.

Eind jaren zeventig was het Rood Verzetsfront (RVF), dat haar basis had op een boerderij in Drente, een belangrijk centrum van activiteiten ter ondersteuning van de RAF. Welke vorm die ondersteuning had, is althans voor wat het ondergrondse deel betreft moeilijk te achterhalen. Bovengronds deed het RVF aan propaganda door informatiebijeenkomsten te organiseren en de Knipselkrant uit te geven. In die Knipselkrant verschenen onder meer teksten van gedetineerde RAF-leden, die door hun advocaten uit de gevangenis waren gesmokkeld.

Het beleggen van bijeenkomsten over de RAF en het uitbrengen van RAF-teksten had toen overigens al enige traditie in Nederland. Pionier op dat terrein was de journalist Boudewijn Chorus. Voor het Utrechtse uitgeverijtje Spuw vertaalde Chorus ‘Ontwerp van de stadsguerilla’ van de RAF en ‘Handboek voor de stadsguerillero’ van de Braziliaan Carlos Marighela. Na de Duitse Herfst in 1977 publiceerde hij een apologie van de RAF onder de titel ‘Als op ons geschoten wordt…’. In woord en geschrift legde Chorus telkens weer uit waarom het in de Bondsrepubliek wel tot gewapend verzet moest komen, om er steevast aan toe te voegen dat de situatie in Nederland niet met die in Duitsland kon worden vergeleken.

Politiestaat
politiestaatDe meer dan warme belangstelling voor de RAF in sommige links-radicale kringen kwam voort uit de angst dat de Bondsrepubliek zich in de richting van een politiestaat ontwikkelde en dat Nederland in die ontwikkeling zou worden meegesleurd. In feite werd die angst door veel Nederlanders gedeeld. Maar de grote meerderheid meende dat informatie, debat en een kritische pers betere middelen waren om de dreigende politiestaat af te wenden dan rechtstreekse steun aan de RAF. Zo dacht ook een organisatie als de Rode Hulp erover. Zij informeerde over de Duitse terreurbestrijding, protesteerde tegen het gevangenisregime waaraan RAF-leden werden onderworpen en voerde actie voor de RAF-gedetineerden die tegen hun behandeling in hongerstaking waren gegaan.

Aan de Rode Hulp waren de namen verbonden van onder meer Augustins advocaat Pieter Herman Bakker Schut, uitgever Rob van Gennep, psychiater Sjef Teuns en de journalisten Rudie Kagie, Rudie van Meurs en Boudewijn Chorus. Toen een groepje radicale leden de Rode Hulp tot een illegale organisatie dreigde om te vormen, trokken ze zich schielijk terug. Al snel vonden ze een nieuw onderdak: het Medisch-Juridisch Comité Politieke Gevangenen. De lijnen van dat comité naar de RAF waren kort. Bakker Schut verdedigde naast Augustin ook leden van de RAF die deel uitmaakten van de harde kern. Daarnaast gold Rob van Gennep in RAF-kringen als iemand bij wie men gerust kon aankloppen, al zijn er geen aanwijzingen dat de linkse uitgever enig aandeel had in de illegale activiteiten van zijn bezoekers.

Kortom, in de jaren zeventig en ook nog in de jaren tachtig bestonden er verschillende soorten contacten tussen Nederlanders en de RAF. Maar op een enkele uitzondering na (Augustin), hadden die contacten niet het karakter van, zoals dat juridisch heet, ‘lidmaatschap van een criminele organisatie’.

Onze sponsor Colani | Ontwerp: Oppositie 2.0 door colani.nl