apr
23
2010

Armoede in Nederland

webcam_dameWie rept over armoede in Nederland wordt algauw sceptisch en ongelovig aangekeken. Overdrijft u niet? Armoede is aanwezig in Azië, in Afrika, in Zuid-Amerika, maar toch niet bij ons in Nederland? Wie toch volhoudt dat er ook armoede in Nederland bestaat, doet er goed aan zijn uitspraak te relativeren: armoede in Nederland is inderdaad niet leven van minder dan $ 1 dollar per dag, het lot dat ruim één miljard mensen op deze wereld treft.

Huisvrouwen verkopen hun lichaam voor een paar € per uur voor wat extra inkomsten.

Een zucht van verlichting: zie je nou wel.
De armoedegrens in Nederland ligt heel wat hoger, voor een gezin praten we ruwweg over een inkomen van € 16.000 per jaar, voor een éénoudergezin bedraagt de ondergrens € 14.500,= en voor een éénpersoonshuishoudens is dat € 12.000,=. Wie onder bijstandsniveau in Nederland leeft, heet in onze definitie ‘arm’. Wie dat een hoog niveau vindt, nodig ik van harte uit van lot te ruilen. Dát is wat armoede relatief maakt, maar toch niet minder schrijnend. Armoede is namelijk géén vrije keuze.
Dichtbij de armoededefinitie zit meteen ook de achilleshiel van onze ‘verzorgingsmaatschappij’.
Het bijstandsniveau hebben we als de ondergrens voor een menswaardig inkomen gekozen. Wie daaronder leeft, is niet alleen arm, eigenlijk zou men theoretisch niet moeten bestaan of op zijn minst een uitzonderingsgeval moeten zijn. Toch leven er alleen al in Amsterdam bijna 145.000 mensen onder deze grens.
Zodra men dat getal noemt, is men ervan verzekerd dat scepsis en ongeloof plaats maken voor afschuw en schaamte. Honderdvijfenveertigduizend mensen, alleen al in Amsterdam: dat is ongeveer één op de vijf Amsterdammers. Daar schrik je van. Er groeien in Amsterdam ongeveer 40.000 kinderen, jonger dan 18 jaar, op in een huishouden dat geregeerd wordt door armoede. Allemaal jongeren die al te vroeg leren om te overleven, en voor wie dromen over het ontwikkelen van hun talenten een luxe voor later is. Van alle éénoudergezinnen in Amsterdam leeft 40% onder de armoedegrens. En van alle mensen die onder de armoedegrens leven, zit bijna driekwart al drie jaar of langer in die weinig benijdenswaardige situatie. Ruim éénvijfde van alle arme mensen zit bovendien diep in de schulden. De schuldproblematiek grijpt, zeker bij jongeren, snel om zich heen.
Dát is armoede in Amsterdam: relatief, schrijnend, hardnekkig en duurzaam. Wat betekent dat voor de situatie in Nederland? Natuurlijk zullen de getallen in het land een milder beeld tonen dan de situatie in de hoofdstad, tegelijkertijd weten we dat ook ver buiten Amsterdam, bijvoorbeeld in Emmen, in Almelo, in Kerkrade, hardnekkige en schrijnende armoede bestaat. Het zal al met al een lastige schatting zijn om te bepalen hoeveel mensen in Nederland onder de armoedegrens leven, volgens de laatste schatting van het Europese Bureau voor Statistiek (Eurostat) zou het gaan om één op de tien Nederlanders, dus 1,6 miljoen mensen. Ten onrechte heerst er het vooroordeel dat armoede gerelateerd is aan etnische achtergrond. “Alle dagen schuld”, een aangrijpend journalistiek relaas van Mirjam Pool over families in armoede in Twente, ontzenuwt dit doeltreffend.
Is daarmee het ideaal van de verzorgingsstaat uiteindelijk mislukt? Zijn we er, ondanks de naoorlogse groei en idealen, ondanks de gasinkomsten en ondanks ons fijnmazige stelsel van sociale regelingen, niet in geslaagd een menswaardig bestaan te garanderen? Is de droom van Drees, Veldkamp, Klompé, Schaefer, Den Uyl en zovele anderen een illusie gebleken? Moeten de bestuurders van het land en onze hoofdstad het boetekleed aantrekken en “sorry” zeggen? Ik denk het niet.
In ons land kennen we een uitgebreid stelsel van regelingen en voorzieningen die de gevolgen van armoede beogen te verzachten voor degenen die er door getroffen worden. Gemeentelijke diensten en instellingen doen hun uiterste best om het bereik van die regelingen te maximaliseren, zodat zoveel mogelijk mensen gebruik kunnen maken van de voorzieningen waarop zij recht hebben.
Wat zorgen baart, is de hardnekkigheid van de armoede. Het blijkt dat als men eenmaal in de armoedesituatie beland is, de weg eruit een lastige is. Driekwart blijft ‘hangen’. Vaak wordt armoede van generatie op generatie overgedragen. Armoede lijkt uitzichtloos. Armoede zorg voor een sociaal en economisch isolement. Armoede holt de eigenwaarde van een mens uit. Armoede is verloren menselijk en maatschappeljk kapitaal. Daarmee raakt armoede de gehele samenleving, want met zoveel armoede verliezen we economische kracht, maatschappelijk draagvlak en sociale stabiliteit.
Langzamerhand dringt het besef door dat we van een ‘armoedebeleid’ moeten overschakelen naar een ‘beleid tegen armoede’. Het systeem van alle regelingen en voorzieningen verzacht de gevolgen van armoede, het helpt mensen niet om uit deze situatie te komen. Het zijn pleisters op de wonde, maar ze lossen niets duurzaam op, ze activeren niet wie er mogelijkerwijze geactiveerd kan worden om zichzelf een weg uit de armoedesituatie te laten vinden.
De discussie hier gaat feitelijk over het mensbeeld achter het te voeren beleid. “Armoedebeleid” gaat ervan uit dat arme mensen zwak zijn en hulp behoeven en houdt in dat we ze als overheid, zoals de Barmhartige Samaritaan, van eten en drinken en goede zorgen voorzien. Voor een gedeelte van de mensen, bijvoorbeeld de ouderen, de chronisch zieken en de sociaal-psychisch zwakkeren, zal dit ook blijven gelden. “Activerend armoedebeleid” is een beleid dat uitgaat van de kracht in de mens, van het ‘self empowerment’ van mensen, van het vermogen in een mens om met vindingrijkheid en creativiteit, én een handje hulp, zijn eigen oplossing te vinden. Op eigen benen blijven staan, met een steuntje in de rug weer zelfstandig verder. Die aanpak zou bij de helft van het aantal armen wel eens succesvol kunnen blijken te zijn.
Vaak wordt er in het kader van een ‘activerend armoedebeleid’ gerefereerd aan de ervaring die opgedaan is met microfinanciering in landen zoals Bangladesh en India. Sinds de latere Nobelprijswinnaar Muhammed Yunus in 1983 zijn Grameen Bank startte, heeft twee derde van hun klanten zich weten te ontrukken aan de armoede. In India zijn er in de afgelopen twintig jaar al ruim 2,5 miljoen zogenaamde ‘self help groups’ gesticht, waardoor zo’n 40 miljoen mensen (vrouwen) zich uit de armoedesituatie bevrijd hebben. Yunus zei daarover dat je een mens geen vis moest geven, maar hengels, en dat je ze daarbij moet leren vissen. Dat is wat hij, en de vele anderen die in zijn voetsporen van de microfinanciering gegaan zijn, gedaan hebben. Wie zoals ondergetekende ooit de leden van ‘self help groups’ in de ogen heeft gekeken en heeft gezien wat hun resultaten betekenen voor hun eigenwaarde en de uitstraling die zij hebben op hun directe omgeving, weet dat men in situaties van armoede de volgende vraag moet stellen aan de betrokkene zelf: wat heb jij nodig om hieruit te komen? Ons huidige armoedebeleid geeft zélf het antwoord, terwijl activerend armoedebeleid impliceert dat we de vraag stellen.
In opdracht van de wethouder Werk & Inkomen, Freek Ossel, heeft een commissie onder voorzitterschap van ondergetekende, een rapport geschreven met een aantal aanbevelingen om te komen tot activerend armoedebeleid in de Gemeente Amsterdam. De commissie heeft in januari 2009 verslag uitgebracht en doet vijf aanbevelingen:
1. Maak armoedebestrijding een collectief doel binnen het gemeentelijk beleid, en verbind er een ambitieuze doelstelling aan. In aansluiting op de VN-Millenniumdoelstellingen uit 2000 stelt de commissie voor om de armoede te halveren binnen een aantal jaren.
2. Een activerende aanpak berust op wederkerigheid. Wie gebruik maakt van een voorziening of een regeling, en in staat is om een contraprestatie te leveren, zal deze moeten leveren om in aanmerking te blijven komen voor deze regeling of voorziening. Dat kan worden gegoten in een ‘sociaal contract’ waarbij een traject wordt afgesproken waarbij de overheid individueel casemanagement biedt, gekoppeld aan een contraprestatie van het individu. Er worden dus volwassen afspraken gemaakt waarbij het individu wordt uitgedaagd de regie over zijn leven te hernemen, zelfvertrouwen en eigenwaarde op te bouwen en terug te komen in zijn kracht. Niet de beperkingen van het individu zijn in deze benadering leidend, maar de potentie. Van de Gemeente vraagt dit dat niet langer het uitvoeren van de regeling centraal staat, maar de situatie van het individu.
3. Een succesvol activerend armoedebeleid kan alleen gestalte krijgen in een brede en stevige maatschappelijke coalitie, waarbij een breed scala van maatschappelijke organisaties een bijdrage leveren met de Gemeente in de rol van regisseur. Er is een groot aantal individuen, zorginstellingen, corporaties, verenigingen, kerkelijke instanties, zelfhulporganisaties, voedselbanken en anderen actief tegen armoede. Onder de inspirerende regie van de Gemeente zou er een offensief opgestart moeten worden om mensen te activeren. De strijd tegen de armoede wordt daarmee een strijd van de maatschappij, en niet alleen van de overheid. “Wij”doen iets tegen de armoede in plaats van “zij”.
4. De systematiek en de organisatie van de schuldhulpverlening in Nederland verdienen een grondige heroverweging. Noch het wettelijk kader, noch de manier waarop schuldhulpverleningsinstanties hun werk doen, dragen bij tot het in hun kracht zetten van individuen. Het hebben van schuld is een blokkade om te komen tot activeren, die schulden hangen als een keten om de nek, en staan activering in de weg. Schuldhulpverlening lijkt meer gedreven door het moralistisch besef van “wie schulden heeft moet op de blaren zitten”, en kent niet de doelstelling om mensen te activeren. Daarbij zou er in het kader van schuldhulpverlening veel meer gedaan kunnen worden aan voorlichting en ‘financiële alfabetisering’, activiteiten waarin banken wellicht hun maatschappelijke nutsfunctie kunnen hervinden.
5. Het stelsel van regelingen en voorzieningen is een doolhof, waarin alleen bureaucratisch vaardigen zich een weg weten te banen. Je moet zelfredzaam, doortastend en taalvaardig zijn om precies en op tijd te krijgen waarop je recht hebt. De commissie pleit dan ook voor ontschotting van een aantal regelingen. Een integraal activeringsbudget geeft meer mogelijkheden tot maatwerk en biedt de Gemeente de ruimte om zich te focussen op de individuele vraagstukken van de doelgroep.

Het rapport van de Commissie Activering Armoedebeleid, “Weg uit de Armoede” is beantwoord met een nota van de wethouder die als titel meekreeg “Actief Armoedebeleid”. Dat is waar de nota ook over gaat: armoedebeleid in plaats van activering van mensen die in de armoedegroep zitten. Daarmee gaat de nota over ‘een onsje méér van het bestaande beleid’, over méér pleisters plakken, over zwakke mensen en over het verruimen van het bereik van de instrumenten om te zorgen dat de pleisters ook op de goede wond terecht komen. Het gaat niet over mensen sterker maken.
Positief is dat de Nota “Actief Armoedebeleid” pleit voor een maatschappelijke coalitie. De gemeente wil partijen in de stad aanspreken op hun bijdrage. Wat wij gehoord hebben vanuit een brede stroom van maatschappelijke organisaties in de stad is dat zij willen dat de gemeente komt luisteren en komt vragen waar zij de bestaande initiatieven in de stad kan versterken en vergroten. Daarin is naar de mening van velen de gemeente op vele momenten tekort geschoten. Het aangaan van een maatschappelijke coalitie betekent dus een commitment tot verbetering van de attitude, tot luisteren, tot dienstbaarheid, tot bondgenootschap.
Wat er helemaal ontbreekt in het antwoord van de wethouder is:
• Een collectieve ambitieuze doelstelling: blijkbaar is er geen hoop op vermindering van de armoede door het huidige beleid
• Een sociaal contract: blijkbaar wil men hier niet aan in het huidige politieke klimaat
• Een vernieuwende aanpak door ontschotting van een aantal regelingen: blijkbaar is dat een aanslag op de status quo van de huidige uitvoeringsdiensten.

Het nieuwe beleid impliceert dat er op oude wegen wordt teruggekeerd, die nog geplaveid zijn in de ’70-er jaren van de 20ste eeuw. Géén activering van hen die geactiveerd kunnen worden, naar de inschatting en analyse van onze commissie spreken we hier over maar liefst ca 50% van de huidige armoedegroep. In plaats daarvan blijven we onverminderd actief armoede bestrijden door zo goed mogelijk te zorgen voor de mensen die arm zijn en dat op deze manier ook zullen blijven. De pijn van armoede wordt verzacht door de regelingen, de armoede blijft, van generatie op generatie.

De moderne verzorgingsstaat moedigt mensen aan voor zichzelf te zorgen, en zorgt voor hen die dat niet kunnen.
De discussie over armoede blijft “onder de politieke radar”, we weigeren er een ‘issue’ van te maken. Is het politieke schaamte over het feit dat armoede blijkbaar nog bestaat in Nederland? Zijn we bang voor de politieke schuldvraag? Willen we niet weten dat er alleen al in Amsterdam ruim 3000 monden permanent gevoed worden door een vrijwilligersinitiatief zoals de Voedselbank? Durven we het niet aan om een aloude VN millenniumdoelstelling te omarmen en hardop te zeggen dat we de armoede in onze hoofdstad willen halveren?
Armoede is isolatie, is niet meer meedoen, buiten de boot vallen, er niet meer bij horen. Het rapport “Weg uit de Armoede” heeft een politieke reactie gekregen die daarbij past. Het rapport werd gezonden naar de fractievoorzitters in de Tweede Kamer van PvdA, CDA, D’66, Groen Links, VVD en SP, naar de voorzitters van de vakcentrales FNV en CNV, en naar andere hoofdpersonen in het maatschappelijk em politieke leven. De reacties zijn totnutoe minimaal. Armoede is blijkbaar het politieke taboe van Nederland anno 2009. We plakken een extra pleister op anderhalf miljoen wonden, en één op onze eigen politieke mond.

Verder hebben we het er maar niet over.

Written by in: Oppositie |

Geen reacties »

Abonneren op de RSS-feed van deze topic. TrackBack URL


Plaats een reactie

(wegens opgewonden standjes moet uw reactie eerst goedgekeurd worden)

*

Onze sponsor Colani | Ontwerp: Oppositie 2.0 door colani.nl