De arrestatie van de grondleggers van de RAF in 1972 betekent allesbehalve het einde van de terreur. Een nieuwe generatie sympathisanten beschouwt de gevangenschap van Baader en trawanten als bewijs van de misdadigheid van het politieke systeem en verheft bevrijding van de boegbeelden tot haar voornaamste doelstelling.
Het geweld in West-Duitsland komt aanvankelijk uit een andere hoek in deze periode. Bij een gijzeling van Israëlische atleten door Palestijnse terroristen tijdens de Olympische Spelen van 1972 in München sterven elf Israëliërs, vijf Palestijnen en een Duitse agent. In 1974 steekt een storm van publiek protest op nadat RAF-lid Holger Meins op 9 november in gevangenschap is overleden aan een hongerstaking, waarmee hij protesteerde tegen de omstandigheden waaronder de eerste generatie RAF-leden wordt vastgehouden. Een dag later brengen vermoedelijk leden van de Bewegung 2. Juni de rechter Günter von Drenkmann om het leven. Vanaf het jaar daarop eist de RAF echter weer alle aandacht op – en nog nadrukkelijker dan voorheen.
Isoleercel
Op 25 april 1975 overvallen zes RAF-leden de Duitse ambassade in Stockholm. Zij gijzelen elf medewerkers en eisen dat onder andere Baader, Meinhof en Ensslin worden vrijgelaten. De economisch en de militair attaché worden geëxecuteerd. Kort voordat de Zweedse politie het gebouw wil bestormen, brengen de gijzelnemers – waarschijnlijk per ongeluk – hun springstof tot ontploffing. Eén van hen sterft direct, een tweede overlijdt later in het ziekenhuis.
Op 9 mei 1976 doen de bewakers van de Stammheim-gevangenis ’s ochtends een macabere vondst: Ulrike Meinhof heeft zichzelf opgehangen in haar isoleercel. Er was al enige tijd sprake van geestelijke verwijdering tussen haar en de overige gevangenen. De advocaten van de gevangenen, alsmede sympathisanten van de RAF, geloven niet in zelfmoord en spreken van executie van staatswege. Het bewijs hiervoor wordt nooit geleverd.
Op 7 april 1977 wordt de hoogste procureur-generaal bij het Hooggerechtshof in Karlsruhe, Siegfried Bubeck, samen met zijn chauffeur en begeleider in zijn dienstwagen doodgeschoten.
Op 30 juli wordt de bankier Jürgen Ponto op brutale wijze vermoord. Wanneer RAF-sympathisante Susanne Albrecht samen met twee collega’s de villa van Ponto betreedt, koesteren Ponto en zijn vrouw geen argwaan. Zij kennen Albrecht namelijk als een goede vriendin. De bankier wordt in zijn eigen huis doodgeschoten.
Vliegtuig
Het geweld bereikt een climax in een zes weken durende periode in de herfst van 1977. Duitsland houdt massaal de adem in. De geweldsgolf, die de geschiedenisboekjes zal ingaan als ‘de Duitse herfst’, kost aan meer dan tien mensen het leven en doet de Duitse rechtsstaat in haar voegen kraken.
Het begint met de gewelddadige ontvoering van werkgeversvoorzitter Hanns Martin Schleyer, op 5 september in Keulen. Zijn vier begeleiders komen om in een ware kogelregen. Schleyer wordt gedwongen de regering per videobericht te smeken om vrijlating van de gevangen RAF-leden. Kanselier Helmut Schmidt (SPD) zweert niet met terroristen te zullen onderhandelen.
De spanning wordt verder opgevoerd wanneer vier Arabische terroristen op 13 oktober een vliegtuig van Lufthansa kapen dat met 86 inzittenden onderweg is van Mallorca naar Frankfurt. Het vliegtuig, de Landshut, belandt via een tussenstop in Jemen op het vliegveld van de Somalische hoofdstad Mogadishu. De kapers, die in contact staan met de RAF, dreigen de inzittenden te zullen executeren als de bondsregering weigert de gevangenen vrij te laten. De piloot, Jürgen Schumann, is tijdens een tussenstop reeds geëxecuteerd – strikt genomen dus geen moord door de RAF. Schmidt buigt echter niet. Omdat verdere executies dreigen, geeft Schmidt op 18 oktober het groene licht voor bestorming van het toestel door anti-terreurtroepen van de elite-eenheid GS9. Drie kapers worden omgebracht; de inzittenden blijven ongedeerd. Helmut Schmidt spreekt van “het meest dramatische moment in mijn leven sinds de oorlog.” De bondskanselier laat tranen van opluchting.
Zelfmoord
Dezelfde nacht nog begaan de RAF-leden van het eerste uur zelfmoord in hun cel in Stuttgart. Andreas Baader en Jan-Carl Raspe beroven zich van het leven met pistolen die door hun advocaten naar binnen zijn gesmokkeld; Gudrun Ensslin hangt zichzelf op. Irmgard Möller overleeft ternauwernood de vier messteken die zij zichzelf toebrengt. De gevangenen zouden tot zelfmoord hebben besloten toen hen ter ore kwam dat de vliegtuigkaping was beëindigd en de kans dus was verkeken dat zij spoedig zouden vrijkomen. Maar net als na de dood van Ulrike Meinhof weigeren veel Duitsers te geloven in zelfmoord. Complottheorieën steken de kop op, mede omdat Irmgard Möller altijd zal blijven beweren dat geen sprake is geweest van zelfmoord maar van executies door staatsdienaren. Ook hiervoor wordt het bewijs nooit geleverd.
Een dag na de bestorming van de Landshut en de collectieve zelfmoord wordt het levenloze lichaam van Hanns Martin Schleyer aangetroffen in de kofferbak van een auto in de Franse stad Mulhouse. De bloedige climax maakt een einde aan de grootste uitdaging op het terrein van de binnenlandse politiek tot dan toe voor de Bondsrepubliek. De ‘Duitse herfst’ is voorbij.