okt
13
2007

Pieter Herman Bakker Schut

bakker-schut-in-1977-bij-gerechtsgebouw-utrecht

bakker-schut-in-1977-bij-gerechtsgebouw-utrecht

Pieter Herman Bakker Schut (Haarlem, 31 maart 1941 – Amsterdam, 13 oktober 2007) was een Nederlandse advocaat.

Na het behalen van zijn gymnasium-diploma, in 1959 aan het Eerste Vrijzinnig-Christelijke Lyceum in Den Haag, studeerde Bakker Schut een jaar aan de Wesleyan University in Middletown, Connecticut VS. Van 1960 tot 1965 studeerde hij Rechten aan de universiteit van Leiden. Tijdens zijn militaire dienst werd hij opgeleid tot ‘verhoorspecialist’ bij de Militaire Inlichtingendienst in Harderwijk. Van 1967 tot 1971 was hij advocaat in Amsterdam, daarna was hij docent Strafrecht aan de universiteit van Utrecht. Van 1971 tot 1984 werkte hij bovendien in de sociale advocatuur in Utrecht. In het midden van dat decennium kreeg hij bekendheid door het verdedigen van verdachten van de Rote Armee Fraktion, zoals Ronald Augustin. Hij schreef een uitgebreide studie over de processen tegen de leden van de RAF: Stammheim, die notwendige Korrektur der herrschenden Meinung, 1986 Neuer Malik Verlag, Kiel, ISBN3-89029-010-8. Vanaf 1984 werkte hij weer als advocaat in Amsterdam.

Op 6 mei 2002 dook zijn naam even op toen Volkert van der Graaf, verdachte van de moord op Pim Fortuyn, vroeg om bijstand van Bakker Schut.

In april 2007 deed Bakker Schut, samen met zijn partner-advocaat Adèle van der Plas namens hun client Hüseyin Baybaşin aangifte tegen justitietopambtenaar Joris Demmink. Demmink werd beschuldigd van pedofilie, gepleegd in Turkije en in Eindhoven. De Turkse justitie zou dit hebben stilgehouden, in ruil voor een levenslange gevangenisstraf in Nederland voor de Koerdische verdachte Baybaşin.

Pieter Herman Bakker Schut overleed in 2007 op 66-jarige leeftijd.


Pieter Bakker Schut 1941-2007

In de jaren zeventig was Pieter Bakker Schut advocaat van Duitse RAF-terroristen. Later stapte hij over op harde criminelen.

Over de dodennacht in Stammheim, dertig jaar geleden, koesterde advocaat Pieter Herman Bakker Schut (66) altijd een eigen opvatting. Tot aan zijn overlijden heeft Bakker Schut volgehouden dat de terroristen Andreas Baader, Gudrun Ennslin, en Jan-Carl Raspe van de Rote Armee Fraktion (RAF) in hun cel in de Stammheim-gevangenis door de Duitse justitie moeten zijn vermoord.

Aan de officiële lezing van de Duitse autoriteiten dat de drie RAF-terroristen, die sinds 1972 in de gevangenis verbleven, zelf een einde aan hun leven maakten, heeft Bakker Schut nooit geloof willen hechten. De processen tegen RAF-leden die later volgden en waarbij hij zelf als een van de raadslieden optrad, waren naar zijn oordeel doordrenkt van politieke belangen en effectbejag naar de burger.

Zijn proefschrift ’Politische Verteidigung in Strafsachen’ over de processen tegen RAF-leden, waarop hij in 1986 in Utrecht promoveerde, accentueerde waarom hij vasthield aan zijn overtuiging dat het moord betrof. Van dat proefschrift zou in Duitsland een handelseditie op de markt worden gebracht, waarvan ongeveer 30.000 exemplaren werden verkocht.

Leden van de RAF hadden begin september 1977 werkgeversvoorzitter Hanns -Martin Schleyer ontvoerd en eisten, in ruil voor zijn vrijlating, dat andere RAF-leden uit de gevangenis zouden worden ontslagen. De Duitse bondskanselier Helmut Schmidt gaf echter geen krimp. De situatie verergerde toen, ruim een maand na de ontvoering van Schleyer, Palestijnse terroristen de eisen van de RAF kracht bijzetten door een Duits passagierstoestel van luchtvaartmaatschappij Lufthansa te kapen.

Militairen wisten de passagiers uiteindelijk na enkele dagen te bevrijden. In de nacht die erop volgde stierven de drie RAF-leden van wie de vrijlating was geëist in Stammheim. Een vierde, Irmgard Möller, werd zwaar gewond in haar gevangenisverblijf aangetroffen, maar herstelde later. Schleyer werd kort na de gebeurtenissen dood teruggevonden.

Bakker Schut schreef in zijn proefschrift dat de Duitse autoriteiten RAF-gevangenen hadden gewaarschuwd voor ’negatieve uitwerkingen’ als de zaak rond Schleyer in een (volgend) drama zou aflopen.

In die woorden zag de advocaat ook het gelijk van zijn stelling dat Baader, Ennslin en Raspe naderhand waren vermoord. Want, stelde hij: „Laten we wel zijn. Negatiever dan wat ze hadden kon alleen maar zijn dat ze afgemaakt werden”. Ook hield hij zich vast aan de verklaringen van Möller, die als overlevende ontkende dat zij een zelfmoordpoging in de gevangenis had ondernomen. Daarnaast wees hij op het in zijn ogen weinig consistente beleid van de Duitse overheid in de crisis rond de RAF.

In een vraaggesprek met NRC Handelsblad, in 2000, sprak Pieter Bakker Schut opmerkelijke woorden over de RAF-verdachten en met name de affiniteit die hij in sommige opzichten hoe dan ook met hen had. „Bij de RAF-verdachten kon ik sympathie opbrengen voor hun ideologische gedachtegoed: de aanvallen op Amerikaanse oorlogsinstituties die instrumenteel waren voor de strijd in Vietnam”, zei hij. Hij voegde hier met gevoel voor nuance aan toe: „De daden die mijn cliënten pleegden, waren iets anders.”

De in Haarlem geboren Pieter Bakker Schut, die meer dan 27 jaar een advocatenduo vormde met zijn vrouw Adèle Gertrude van der Plas en die sinds 1994 kantoor hield aan de Prinsengracht in Amsterdam, combineerde als advocaat lef en deskundigheid met een sterke mate van overtuigingskracht. In het Nederland Juristenblad betichtte hij officieren er eens van dat zij in prestigieuze zaken hun rol bewust en straffeloos inruilen voor die van ’straatvechter, stadsomroeper en beul’.

Tactiek leek bij hem ondergeschikt aan wat hij zelf van een zaak of van een verdachte, en in een enkel geval van een rechter of officier van justitie, vond. In die zin was hij nog een raadsman van de oude stempel, hoe geëngageerd en progressief links hij in zijn leven ook was.

Toen begin jaren negentig in Nederland het arsenaal aan ’politieke’ delinquenten dunner en schaarser werd, was het voor hem tijd om de arbeidsethos te verleggen van de sociale advocatuur naar het commerciële kantoor, met cliënten uit het harde criminele (drugs)-milieu. Hij verdedigde met zijn vrouw onder meer Mink K., de topcrimineel die als geen ander het ene na het andere juridische gevecht met justitie levert.

Met succes diende Bakker Schut in 1999 namens de criminelen Sam Klepper en John Mieremet bij de Nationale Ombudsman een klacht in tegen politie en justitie in Amsterdam. Het kwam erop neer dat Mieremet en Klepper in de P.C. Hooftstraat met enige bombarie op straat als een stel ’outlaws’ waren aangehouden en zich aldus moesten laten ’bekijken door het massaal toegestroomde winkelende publiek’. Klepper en Mieremet werden enkele jaren geleden vermoord.

Pieter Herman Bakker Schut werd op 31 maart 1941 in Haarlem geboren. Hij overleed op 13 oktober 2007 in Amsterdam.

2 Comments »

  • avatar colani schreef:

    Zij die met begrip de Duitse overheid tegen ‘ideologisch gedachtengoed’ menen te moeten beschermen zou ik toch de dringende tip willen geven om de dissertatie van PBS over ‘Stammheim’ daadwerkelijk eens te bestuderen. Het is werkelijk zeer de moeite en een echte ‘correctie op een heersende mening’.Zeer grondig juridisch en alles behalve broodje aap verhalen. En eveneens : Karlheinz Weidenhammer, “Selbstmord oder Mord?” (1987). Ligt in het verlengde van BS, maar met nog meer détails over de zg. zelfmoorden… Helaas niet meer in de handel. Pieter, je was een voorbeeld en ik zal me jou herinneren in solidariteit.

  • avatar Kanarie schreef:

    Wat ik me persoonlijk van Bakker Schut herinner, is dat hij nu juist degene was die iedereen waarschuwde voor de grillige scheidingslijn tussen echte criminaliteit en de uitvoering van het ideologisch gedachtegoed van de RAF. Hierom wilde hij ook zijn begrip tonen voor de RAF en de gevarenzones waarin zij werkten. De scheidingslijn werd immers getrokken door groepen wier criminaliteit in het circuit niet zichtbaar was, vanwege de hoge functies, zoals Schleyer. Zichtbaar in wie het beroepsverbod uitvoerden, in raakvlakken zoals bij de vader van uw Maxima, Mevrouw von Amsberg, die medeplichtig was aan moord en niet veroordeeld werd.
    “Hij voegde hier met gevoel voor nuance aan toe: ?De daden die mijn cliënten pleegden, waren iets anders.?” Ik heb altijd geleerd dat je mensen juist moet beoordelen op hun daden, maar ik ben dan ook absoluut niet geschikt voor het beroep van advocaat.

Abonneren op de RSS-feed van deze topic.


Plaats een reactie

(wegens opgewonden standjes moet uw reactie eerst goedgekeurd worden)

*

Onze sponsor Colani | Ontwerp: Oppositie 2.0 door colani.nl