Regering heeft de jacht geopend op de buitenparlementaire oppositie en noemt deze “extreemrechts”. De overheid middels het ministerie van Justitie en de gedienstige pers met de NRC voorop, zijn een campagne van ernstige verdachtmaking en onverdraagzaamheid gestart. Websites die niet stroken met de gangbare opinie van de gevestigde politieke kaste en samengeveegd worden onder de noemer ‘extreemrechts’, worden nader onderzocht onder het mom van zoeken naar haatzaaien en discriminatie want dat zou op die sites normaal zijn. Nu zijn dat wel zeer subjectieve, omstreden begrippen. Begrippen die tevens zo rekbaar zijn als elastiek bij het hanteren van een ruime interpretatie. Door het strafrecht op de verdachten los te laten komt de overheid dan op een gemakkelijke manier van zijn critici af die erdoor gemarginaliseerd en soms gecriminaliseerd kunnen worden.
Onder de noemer van extreemrechtse sites valt een breed scala van ‘verdachte’ personen en organisaties, zo kunnen we lezen bij de NRC in een artikel van Joep Dohmen met de titel: “Opkomst en ondergang van extreemrechtse sites“(*). Door ze te vatten onder de term ‘extreem’, worden ze al bij voorbaat gediskwalificeerd, terwijl het gros van de opgesomde websites waarschijnlijk nog nooit aan het doordrukken van de eigen ideeën middels grove intimidatie en geweld gedacht heeft of ermee te maken wil hebben. Ze erkennen meestal zondermeer het geweldsmonopolie van de staat. Het verwijt van het plaatsen van extreme uitspraken, haatzaaien en discrimineren wat op de sites gedaan zou worden, is – als die uitingen er al op voorkomen, wat meestal zeer aanvechtbaar zal zijn – een volstrekt loze redengeving om deze websites te belagen. Zulke uitingen komen overal voor, zelfs bij vooraanstaande personen. Denk aan de moord op Pim Fortuyn. Die moord was in niet geringe mate het gevolg van het bewust demoniseren door de gevestigde orde van Fortuyn, welk laakbare gedrag werd begaan door haar gezagsdragers zelf en oud-hoofdredacteur Folkert Jensma van ook toen al de NRC !
Na lezing van het verhaal over de websites, zullen de meeste bezoekers van deze sites en de beheerders zelf zich nauwelijks of helemaal niet herkennen in het voorgeschotelde beeld dat de journalist meent te moeten schetsen over (extreem)rechts. Sommigen vinden zich buitendien niet rechts. Alles lijkt op een offensief van overheidszijde en gezaghebbende pers om buitenparlementaire oppositie klein te houden en zo nodig de mond te snoeren.
Met de opkomst van internet als dagelijks communicatiemiddel, is het bereik van niet-gevestigde belangengroepen en ideële verenigingen en personen om ook aan hun visies ruchtbaarheid te geven buitengewoon veel groter en doeltreffender geworden. Dankzij het internet heeft er als het ware een democratisering plaats gevonden van het vrije woord. Men is voor het uitwisselingsverkeer van publieke boodschappen gelukkig niet meer volslagen afhankelijk van de goedwillendheid van een oligopolie van verslaggevers, opiniemakers en overheid.
Er kan filosofisch en ideologisch weerwerk gegeven worden op de ‘newspeak’ van gezagsdragers die maar al te graag sleutelen aan de betekenis van bestaande woorden of nieuwe woorden invoeren. Die semantische veranderingen dienen ertoe hun beleid te ondersteunen. Het beleid moet immers aan burgers uitgelegd en desnoods opgelegd worden. Denk aan het Europa-debat of aan de toetreding van Turkije tot de EU. Indoctrinatie wordt niet geschuwd, en evenmin vormen van repressie zoals smadelijk woordgebruik met het opplakken van termen als ‘extreemrechts’.
Geven we toe aan de wensen van de gevestigde politiek tot uitsluiting van haar onwelgevallige meningen in de publieke opinie ?
We zouden terugvallen in de journalistieke censuur die voorafgaand aan het internettijdperk zo gebruikelijk was. Opkomende politieke partijen werd toen de pas afgesneden om op onbevangen wijze mensen tegemoet te treden en in staat te stellen kennis te nemen van hun gedachtengoed. Minstens doemt verregaande zelfcensuur op om toch maar aan de wensen van het gezag te voldoen. Het ‘vrije woord’ dreigt alsdan weer ernstig gekneveld te worden. Bestrijding van radicalisering en polarisatie, eveneens een bekende politieke bezweringsformule tegen andersdenkenden, wil de politieke kaste vooral bereiken met een methode waarbij jongeren worden ‘geherprogrammeerd’ naar andere maatschappijopvattingen. Hiermee maakt ze zich schuldig aan anti-democratische methodes, waar met name de overheid verre van zou moeten blijven. Het kan maar al te gemakkelijk feitelijk ontaarden in bestrijding en criminalisering van burgers met opvattingen en gedachten die geenszins extreem zijn maar simpelweg de heersende elitaire kaste niet zinnen.
Het zou echt zonde zijn als de buitenparlementaire oppositie – niet zelden kwalitatief van hoog niveau – die de laatste jaren dankzij internet is kunnen ontstaan, onder druk van de overheid zou moeten inbinden. Velen geven met grote inzet, geestdrift en ijver vorm aan deze inmiddels rijkgeschakeerde oppositie. Ze geven een welkome aanvulling op de reguliere media. De meesten verdienen het allerminst om hinderlijk gevolgd te worden door politie/justitie en gestigmatiseerd rond te lopen, van overheidswege beplakt met vooroordelen (en soms een veroordeling).
Gelukkig wordt er dus tegenwoordig op internet van onderop via de verdachtgemaakte websites tegenwicht gegeven aan de politieke partijdigheid van de media en wordt het werk van regering en overheid niet meer klakkeloos gepikt. Men kan er in ieder geval z’n gemoed luchten over vaak reeds jaren achtereen ervaren maatschappelijk onrecht. Met hun nieuwsgaring, berichtgeving, meningvorming, artikelen over allerlei onderwerpen, toelichtingen en fora dragen deze websites bij tot een onafhankelijker kijk van de gemiddelde Nederlandse burger op beleid en gebeurtenissen in de wereld en eigen land. Daar zou het overheidsgezag zelfs blij mee kunnen zijn.
Mart Giesen, redacteur Heemland